Minneboersgracht

MINNEBROERSGRACHT: OPEN-DICHT-OPEN.

De Minnebroersgracht is nu een aardig grachtje tussen Havenkade en Zuidsingel. Toch is het maar dertig jaar geleden dat het een vrij normale, ietwat brede straat was. Aan de oostzijde grensde die aan het terrein van de Grofsmederij, die het hele terrein naar de Binnenoostsingel en tot de Zijlsingel in gebruik had voor fabrieksgebouwen en scheepshellingen. Maar tot 1875 lag hier een gracht, en vóór 1598 een sloot. Deze droeg de merkwaardige naam Slootgen Gods. Van oudsher werd het Waardeiland in smalle percelen verdeeld door sloten tussen de Oude en de Nieuwe Rijn. Aan het eind van de sloot bij de Nieuwe Rijn werd in de jaren na 1435 een klooster voor Franciscanen gebouwd. Dezen heetten in de wandeling minderbroeders of minnebroers, en dat is natuurlijk de verklaring van de naam van de gracht. De naam Slootgen Gods bleef ook na de Reformatie van 1572 en de verwoesting van het klooster aan die sloot gekoppeld.
Door de wens om (vervuilende) industrie te concentreren aan de rand van of zelfs buiten de stad, werd op 8 juli 1596 besloten de zuidelijke oever van de Oude Rijn te verleggen, dus het water te verbreden, en van stenen walmuren te voorzien. Door een singel (Zuidsingel en Oostsingel) zou een terrein afgeschermd worden. Binnen de omsingeling van dit industrieterrein, dat overigens bij een beleg meteen verschroeid zou worden om de vijand geen dekking te geven, werden volgens besluit van 1598 twee grachtjes gegraven, die wij nu kennen als Kijfgracht en Minnebroersgracht. De Kijfgracht werd een stuk breder dan de Minnebroersgracht, die eigenlijk wel al te smal werd. In de Havenkade kwam een brug (nu bekend als Minnebroersbrug) en tegen de Zuidsingel een duiker, die eerst na 1658 vervangen werd door een stenen bruggetje, thans Franciskanerbrug hetend.

Dit bleef zo tot 1875, toen in het kader van het dempen van zoveel mogelijk stinkgrachtjes vanwege de volksgezondheid ook dit grachtje sneuvelde. Dat een grachtje vreselijk stonk, was al erg, maar dat viel in die tijd eigenlijk niet eens zo op. Ernstiger was dat de walmuren gedeeltelijk ingestort waren en slechts door schoren kon het restant ervan weerhouden worden om ook in de gracht weg te zakken. Nu de doorvaart volledig gestremd was en kennelijk toch niet belangrijk bleek, het herstel van de oorspronkelijke situatie een flink bedrag zou kosten en het onderhoud van de bruggen een voortdurende kostenpost zou blijven, was het haast vanzelfsprekend dat voor een klein bedragje meer men ineens van alle problemen verlost zou zijn. En dus werd op 15 januari 1875 door B. & W. het bestek voor de demping vastgesteld. Dat bestek en voorwaarden is een flinterdun boekje, dat niet tot in allerkleinste details uitweidt. Er moesten twee afdammingen in de Haven en Zuidsingel gemaakt worden, zodat de gracht drooggelegd kon worden, uitgebaggerd en volgestort met ballast duinzand. Afgebroken moest worden het vaste bruggetje aan de Zuidsingel en het draaibruggetje in de Havenkade; dat moest dusdanig zorgvuldig gebeuren dat de hele draaibrug met spil onbeschadigd aan de Stadstimmerwerf afgeleverd kon worden. Al het niet nodige metselwerk moest afgebroken worden, schoongebikt en weer hergebruikt, onder meer voor 70 meter riool (inwendig 40 x 40 cm.) en de walmuren aan de Havenkade en Zuidsingel. Daar moest ook nog wat heiwerk gemaakt worden, al hoefden de palen niet langer dan 3,5 meter lang te zijn. Met het dempen zou begin maart begonnen moeten worden, zodat de hele klus op 1 mei voltooid zou zijn. Iedere dag te late oplevering kwam op een boete van vijf gulden te staan. De aannemers Houthuysen en Filippo namen dit voor f 1620 aan.

De westelijke zijde van de gracht/straat werd gedomineerd door de gebouwen van brouwerij De Posthoorn, later houthandel A.J. van Hoeken en daarna aannemingsbedrijf Bik en Breedeveld. Na een heel smal steegje, genaamd Pottebakkersgang naar een daar rond 1610 gevestigde pottenbakkerij, volgde nog een blokje huizen uit 1915. Aan de oostzijde stonden van oudsher kleine panden, die in de achttiende en negentiende eeuw allemaal als woonhuizen en pakhuisjes dienstdeden.

De Minnebroersgracht eind 19e eeuw, gezien van de Zuidsingel naar de Havenkade, met links de Pottenbakkersgang. (ELO GN003195)

Maar de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij N.V. (KNG, ook wel KoNeGro), ooit in 1836 begonnen als een vrij eenvoudige ijzerverwerkingsindustrie voor met name spoorrails, scheepsankers en kettingen, groeide en bloeide en kocht daarom ieder beschikbaar komend pandje op om daar weer een nieuwe functie in te kunnen onderbrengen. Zo kwamen er constructiewerkplaatsen, scheepshellingen en een ijzergieterij, die allemaal flink wat ruimte in beslag namen. Die ruimte werd vooral gevonden in het bouwblok tussen de Binnenoostsingel en Minnebroersgracht, maar ook het hele terrein dat nu Ankerpark heet, werd er door in beslag genomen. Toen ook dat niet meer hielp, werd de kettingfabricage naar het Waardeiland overgebracht.
Na de sloop van de Grofsmederij kon het oude stratenpatroon terugkomen met nieuwbouw van huizen. Daarom werd op 15 januari 1982 op het Stadsbouwhuis het openbaar bestek 81-10 voor de aanleg van straten, bouw van walmuren enz. aanbesteed in het hele blok, zelfs inclusief het bouwen van nieuwe bruggen over de Kijfgracht. In dit dikke bestek met veel tekeningen is alles tot in de kleinste details geregeld. Als alternatief werd ook gevraagd om een prijsopgave voor het weer opengraven van de Minnebroersgracht en de bouw van de twee bruggen. Dit alternatief is uitgevoerd.

Het vergde niet alleen twee extra bruggen, maar ook zo’n 160 meter extra walmuur. Oorspronkelijk was het de bedoeling om het grachtje dezelfde breedte als voorheen te geven, maar op het laatste nippertje zegevierde het inzicht van een betere doorvaarbaarheid over historische correctheid. Omdat er aan de oostzijde van de gracht alleen maar leeg terrein was, waar de voormalige fabrieksgebouwen van de Grofsmederij verdwenen waren om plaats te maken voor nieuwe woningen, kon dat aan die kant gemakkelijk gerealiseerd worden. Daarom werd de Minnebroersgracht even breed als de Kijfgracht.
En daarmee werd een stukje pittoresk stadsgezicht hersteld, met aanlegruimte voor veel bootjes.

Tekst: Piet de Baar